KUHK A., DEGADT J., LAGROU E. (2005), Brussel volwassen? Groei van de overlegdemocratie voor integraal stedenbouwbeleid, Eindverslag van het onderzoek naar participatie aan beleidsprocessen bij stedenbouwbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel: departement architectuur Sint-Lucas

 

Abstract

 

Sinds de regionalisering heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als afzonderlijke administratieve entiteit eigen bevoegdheden inzake Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening. Na enige kinderziektes en aanvangsmoeilijkheden door onder meer institutionele veranderingen, mag na deze aanloopperiode een zekere maturiteit en ervaring verondersteld worden inzake stedenbouwbeleid, zowel bij de processen als qua profilering van de inhoud.

Het onderzoek over ‘Participatie aan stedenbouwbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ wil nagaan of ook vormen van overleg en beleidsparticipatie reeds deze volwassenheid vertonen en of deze aan de huidige stedelijke vraagstukken zijn aangepast. Neemt Brussel duidelijke standpunten inzake ruimtelijke kwaliteit? Hoe kan het gewest  ruimtelijke kwaliteit ontwikkelen bij de schaarste die het omwille van haar compacte begrenzing kent? Welke identiteit wil het Brussels Hoofdstedelijk Gewest na vijftien jaar communiceren? Is het veroorloofd om vanuit stedenbouwkundige rationaliteit de grenzen van gewest en gemeenten in vraag te stellen?

 

Het project in het kader van ‘Prospective Research for Brussel’, dat eind december 2004 afgerond is, werd uitgevoerd door Annette Kuhk. De promotoren zijn Evert Lagrou en Jan Degadt (K.U.Brussel). Het eindrapport van het onderzoek naar ‘Participatie aan Stedenbouwbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ bestaat uit zes hoofdstukken. Na een korte situering van het onderzoek en voorlopige onderzoeksresultaten in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 een bondig overzicht van 50 jaar planning gegeven. In de hoofdstukken 3 tot 5 ontwikkelen we een aantal afzonderlijke beleidsaanbevelingen, startend vanuit drie verschillende invalshoeken. Deze gaan voort op de resultaten uit empirisch onderzoek, zoals voorgesteld in ‘1.4. Werkwijze en intermediaire resultaten’. Hoofdstuk 6 bevat de terugkoppeling van empirie en beleidsaanbevelingen naar theorie- en praktijkgeoriënteerde probleemstellingen, en formuleert een aantal perspectieven voor bijkomend onderzoek.